(De Volkskrant)
Hoogleraar: winkelwagentjes soppen sloeg nergens op
Winkelwagentjes ontsmetten, deurkrukken openen met de elleboog, knopjes indrukken met een plastic staafje: het zou goed kunnen dat het allemaal geen coronabal heeft uitgemaakt. De kans dat het virus via oppervlaktes van mens tot mens kan springen, is ‘niet significant’ en ‘niet eens meetbaar’.
Dat stelt hoogleraar microbiologie Emanuel Goldman van de Amerikaanse Rutgers Universiteit, zaterdag in artsenblad The Lancet Infectious Diseases, na weging van het beschikbare bewijs. Studies die aantonen dat het coronavirus uren tot zelfs dagen kan overleven op een glad oppervlak zoals een winkelwagentje, een bureau of een liftknopje, ‘hebben weinig overeenkomst met de echte wereld’, constateert de wetenschapper.
De overdracht van virusdeeltjes via voorwerpen kwam kort na het begin van de corona-uitbraak op de agenda te staan, nadat diverse onderzoeken aantoonden dat het virus wel twee tot zes dagen intact kan blijven op gladde oppervlaktes. Dat leidde tot een wereldwijde schoonmaakdrift, uiteenlopend van extra reinigingsrondes op kantoor tot het bekende karretjesschoonmaakritueel bij de ingang van de supermarkt.
Miljoenen druppeltjes
Maar de studies waarop alle heisa is gebaseerd, zijn uitgevoerd met enorme concentraties virus, van miljoenen tot tientallen miljoenen virusdeeltjes, soms nog in een badje van beschermende buffervloeistof ook. Dat is veel meer dan de honderden tot duizenden virusdeeltjes die in werkelijkheid in uitgehoeste, -genieste of geademende druppeltjes zitten, aldus de microbioloog.
Ook wijst Goldman op een studie uit 2004, met de voorloper van het huidige virus, het sarsvirus: ‘De auteurs probeerden de echte situatie na te bootsen met een patiënt die een oppervlak besmet. Maar er werd geen intact virus op het oppervlak gedetecteerd.’
Wetenschappers hebben steeds meer bedenkingen bij de overdracht via voorwerpen van het nieuwe coronavirus, beaamt ook epidemioloog Patricia Bruijning (UMC Utrecht). ‘Goldman slaat hier de spijker op zijn kop. De studies waarop we onze kennis baseren zijn gedaan in settings waarin ze een enorme klodder virus ergens achterlaten.’
Nieskloddertje
In praktijk moet het virus bovendien de weg vinden vanuit een nieskloddertje via een voorwerp naar de handen van het slachtoffer, en vervolgens naar diens ogen of luchtwegen. Allemaal tussenstappen die het virus in voldoende hoeveelheid moet zien te overleven. ‘Het zal niet nooit gebeuren. En het is misschien anders als je in een ziekenhuis op een covidafdeling werkt’, zegt ze. ‘Maar in de supermarkt kan ik me niet voorstellen dat deze route van overdracht echt een rol speelt.’
In een technisch rapport erkende de WHO onlangs niet één gedocumenteerd geval van besmetting-per-voorwerp te kennen.
Niettemin blijft de organisatie bij haar standpunt dat overdracht via contactoppervlakken een mogelijkheid is: lang niet altijd is immers bekend hoe iemand het virus heeft opgelopen.
Goldman ziet dat anders. ‘Ik ben het ermee eens dat je het zekere voor het onzekere moet nemen, maar dit kan tot extremen leiden die niet door de feiten worden gerechtvaardigd.’ Bruijning noemt als voorbeeld uit haar eigen dagelijks leven een voorschrift uit het jeugdhockey, waarbij de hockeybal niet met de handen mag worden aangeraakt. ‘Er zijn veel regeltjes in de protocollen gekomen waarvan ik denk: is het nou nodig?’
[zombify_post]